In het voorjaar van 2023 liep ik mijn eerste langeafstandswandeling: The Fishermen’s Trail, een spectaculaire kustroute in het zuidwesten van Portugal. Helaas had ik destijds maar tijd voor de helft van de route, en dus wist ik: ik moet een keer terug. Nu, twee jaar en veel wandelervaring later, keerde ik terug.
Wat begon als het idee om de laatste restjes winter in Nederland te ontvluchten in het warme Portugal, eindigde in een omgekeerde wereld. Daar waar het in Nederland ‘het mooiste weer van Europa’ bleek te zijn, lieten de weergoden het in Portugal flink regenen! Gelukkig is een plan er om vanaf te wijken, en met enkele aanpassingen is het toch gelukt de route te vervolgen.
Dag 1: Luz – Salema (12 km)
Vanaf Lagos reisde ik met de bus naar Luz, waar de eerste en tevens kortste etappe van de route begon. Ik werd verwelkomd door de kerktoren die ik me nog herinnerde van mijn vorige bezoek. Ik liep de kerk in, dankbaar om hier weer te zijn, en prevelde wat woorden om mezelf een behouden tocht te wensen. Daarna stapte ik naar buiten, smeerde me in met factor 30, klapte mijn stokken uit en begon de tocht. De hike was begonnen!

De wandeling voerde een stukje door het dorp en al gauw belandde ik op de kliffen. De eerste vissers hingen al met hun hengels over de rand en de geur van verse rozemarijn kwam me tegemoet. Ik keek om me heen en zag de welbekende blauw-groene markering door het landschap. Het geluid van de altijd aanwezige golven zette me met beide benen op de grond. Het voelde een beetje als thuiskomen.
De eerste dag was ik veel aan het treuzelen. Tas op, tas af. Trui aan, trui uit. Hier en daar aanpassingen aan de straps, en net wanneer ik dacht dat alles op zijn plek zat, moest ik plassen. Wéér die tas af, hurken, en tas weer op. Dit proces herhaalde zich zo’n vijf keer. Het voelde onrustig, maar ik wist ook dat het erbij hoorde. De overgang van een druk bestaan in Nederland naar de eenvoud van een wandeling heeft tijd nodig, zowel fysiek als mentaal. En dus probeerde ik het allemaal maar te laten gebeuren.
Op zo’n 7 kilometer lag het dorpje Burgau. De karakteristieke wit-blauwe huisjes straalden in het zonlicht. Ik rook de zee en voelde me helemaal geland in Portugal. De route liep dwars door het dorp en vervolgde zich daarna weer over de kliffen richting Salema.


Een onverwachte rivieroversteek
Met nog een paar kilometer te gaan stuitte ik op een rivier die uitmondde in zee. Hier en daar zaten mensen pootje te baden, maar het viel me gelijk op dat iedereen aan de overkant van het water zat. Al vrij snel kwam ik erachter dat het water hoog stond en er daardoor geen ondiepe plek meer was om over te steken.
Een groepje toeristen riep vanaf de overkant dat de beste plek om over te steken dicht bij de zee was. Een klein avonturenpaadje langs de klif leidde me naar die plek. Ondertussen was er een groepje wandelaars aangekomen, en zij wilden ook naar de overkant. Wat bedenkelijk liepen ze achter mij aan om te zien waar de oversteek zou plaatsvinden, maar ook daar bleek het water al vrij hoog te staan én de stroming vrij sterk.
Dit soort situaties was ik niet gewend en ik werd overspoeld met allerlei gedachten, die vooral angst uitkramen. Maar in plaats van daarnaar te luisteren, probeerde ik mijn zintuigen te volgen. Hoe klonk het water, hoe zagen de golven eruit, hoe voelde de wind? Ik stak mijn wandelstok in het water om te zien hoe diep het was. Deze raakte de bodem niet. Ondertussen werd de druk groter: vanuit mezelf, het opkomende water en de verwachtingsvolle wandelaars achter mij.
Langer staan afwachten en nadenken zou me niet naar de overkant brengen, en dus waagde ik het erop. Het water trok zich terug en ik besloot te rennen. Midden in de rivier was het een stuk dieper en ik stond tot aan mijn middel in het water. De onderstroom zoog langs mijn kuiten waardoor het moeilijk was mijn evenwicht te bewaren en ik viel bijna om. Nog een paar stappen en dan was ik er. Op dat moment reikte een dame aan de overkant haar hand uit en trok me omhoog. Ik klom op de oever. Gehaald!
Terwijl ik op adem kwam, moest ik lachen, een manier van ontlading. Ik keek om en zag het groepje wandelaars wat bedrukt kijken. Zij hadden er niet veel vertrouwen in en druipten langzaam af.
Salema is een echt toeristendorpje dat voornamelijk uit accommodaties bestaat. Iets verder van de kust af ligt het Eco Camp: een kampeerterrein met verschillende soorten slaapplekken, waaronder open kampeer- en camperplekken en tipi’s. Je leest het goed: tipi’s! In het kader van ‘je moet alles een keer geprobeerd hebben’ had ik dus een tipi geboekt. Deze tenten staan er het hele jaar en zijn volledig ingericht. Bij de receptie kun je zelfs een setje keukengerei huren, zodat je ook zonder eigen uitrusting kunt genieten van het buitenleven. Zo is avontuur voor iedereen toegankelijk!

Dag 2: Salema – Sagres (0 km)
Toen ik twee jaar geleden aan de Fishermen’s Trail begon, toentertijd mijn eerste kennismaking met langeafstandswandelen, werd ik al zenuwachtig van deze etappe. Naast dat hij 21 kilometer lang is, lees je overal dat dit de moeilijkste etappe van de trail is. En nu, twee jaar later, staarde ik in Salema naar het routebord en kropen de zenuwen weer omhoog. Ik weet van mezelf dat ik het lastig vind om van tevoren de moeilijkheidsgraad van een route goed in te schatten op mijn eigen kunnen. Dat is vaak een moment dat het deurtje naar de wereld van ‘wat als…’ opengaat.
Ik stond zo lang naar het routebord te kijken dat ik de tekst bijna uit mijn hoofd kende en nam toen een besluit: Omdat dit mijn tweede dag was, ik niet al te best had geslapen en ik last had van rugpijn, zou ik de etappe voor nu overslaan en eerst andere etappes lopen om meer gewend te raken aan de omgeving.
En dus nam ik de bus naar Sagres en bleef daar de rest van de dag vanwege het slechte weer. Het kwam met bakken uit de hemel, dus ik vulde de dag op met de route bekijken, schrijven in mijn dagboek en een beetje Netflix. Ondanks dat ik tevreden was met deze keuze, bleef de etappe toch in mijn hoofd hangen…
Dag 3: Sagres – Vila do Bispo (22 km)
Wegens aanhoudende rugpijn besloot ik de route 7 kilometer in te korten en te starten bij de welbekende vuurtoren aan ‘het einde van de wereld’ op Cabo de São Vicente. Al een tijdje wilde ik mijzelf storten op het fenomeen liften, en dit was de uitgesproken kans. Tot nu toe had ik dit alleen nog maar gedaan wanneer het echt niet anders kon, en dus vond ik het best wel spannend. Maar de ervaringen die ik ermee had, waren allemaal positief.

Ik liep naar de hoofdweg die richting de vuurtoren ging en zocht een goede plek om te staan. Het is fijn als auto’s de ruimte hebben om te kunnen afslaan, anders zullen ze nooit stoppen. Wanneer ik dacht dat ik goed stond, stak ik mijn duim in de lucht. Ietwat onzeker keek ik voorbijgaande automobilisten aan en zette mijn mooiste glimlach op.
Het lukte, en niet veel later zat ik in een huurauto bij een Duits gezin. Zij vonden het fantastisch om een wandelaar mee te nemen en in die kleine tien minuten dat we de rit deelden, werd er uitgebreid gepraat over de tot nu toe gaande vakanties. Bij de vuurtoren namen we afscheid en liet ik me verder leiden door de blauw-groene streepjes, die gelukkig al gauw van de hoofdweg naar kleine paadjes over de kliffen stuurden.
Het pad lag vol met losse keien en ik moest mijn hoofd erbij houden. Eén misstap en je verzwikt je enkel. Regelmatig sloeg ik af naar de klifranden om te genieten van het adembenemende schouwspel van de zee.


Weeromslag en onweer
Na een uur wandelen sloeg het weer om. Het begon te regenen en hield vervolgens ook niet meer op. Wat startte in zacht gemiezer ging gauw over op plensbuien. Tijdens een langeafstandswandeling draag je al je bagage bij je en wil je dus zo lichtgewicht mogelijk op pad. Ik liep in mijn T-shirt, korte broek en regenjas. Zo bleven mijn enige trui en lange broek droog, iets waar ik mezelf later zeer dankbaar voor zou zijn.
De regen en wind waren krachtig, maar al met al bleef mijn humeur vrij zonnig. Ik grap vaak naar vrienden: “Er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding.” Of dat waar is, zijn de meningen over verdeeld, maar het helpt wel om de mindset positief te houden.
Het landschap waar de route doorheen ging was kaal. Een stenige ondergrond in de kleuren grijs en terra. Weinig begroeiing. De zee was ruig en hier en daar probeerde een meeuw zich hangende te houden in de sterk waaiende wind. De grijze, dreigende wolken gaven nog een extra lading aan de scenery. Ik had een stevige pas, maar bij het horen van een laag gedonder kwam ik tot stilstand.
Met gespitste oren richtte ik mijn blik naar boven: onweer. Mijn goede humeur verdween en paniek sloeg toe. Onweer is een grote angst. Ik keek om me heen en in geen velden of wegen was een boom te herkennen. Binnen een zeer grote straal was ik het hoogste punt, maar inmiddels was ik al zo ver van de bewoonde wereld dat teruglopen net zo ver was als doorgaan.
Op zo’n moment besef je hoe kwetsbaar je bent in de natuur, en hoe snel een wandeling kan omslaan in een uitdaging waarbij je het gevoel krijgt compleet verdwaald te zijn. Wil je weten hoe je het beste kunt handelen als je de weg kwijtraakt? Lees dan verder op onze pagina over verdwaald raken in de natuur.
Na drie keer diep ademhalen ging de ene voet weer voor de andere terwijl mijn blik omhoog gericht bleef. Er kwam een soort van hyperfocus op de wolken die me eigenlijk alleen maar angstiger maakte. Om het geluid van het gedonder te overstemmen, begon ik hardop te zingen. Voor minstens een uur stonden ‘It’s my life’ van Bon Jovi en ‘Automatisch’ van Flemming op repeat.
Mijn schoenen waren doorweekt en zo’n 1,5 kilometer voor het einde van de trail besefte ik me dat ik nog weinig gegeten had. Maar 13 kilometer door het extreme weer lopen vraagt veel energie en ik merkte dat mijn pas langzamer werd en ik mijn focus verloor. Dilemma: Loop ik nog 1,5 kilometer op een lege maag door of stop ik even om eten te pakken? Ik stopte liever niet, want doordat ik doorweekt was koelde ik snel af wanneer ik stil kwam te staan.
Maar als je geen energie meer hebt om te verbranden, gebeurt er eigenlijk hetzelfde. Dus deed ik toch snel mijn tas af en legde ik mijn laatste twee wraps en een halve pak salami op elkaar. Een flinke klodder mayonaise erop, en met dit pakket in de hand liep ik gauw weer verder. Toen pas merkte ik dat ik toch wel trek had.


Aankomst in Vila do Bispo en verder liften
Wanneer ik aankwam in Vila do Bispo begon het langzaam op te klaren. Die eerste zonnestralen door de wolken voelden als een ware straalkachel op mijn gezicht. Wat een dag. De bus naar Sagres had ik net gemist en ik besloot mijn liftavontuur door te zetten. Bij de plaatselijke supermarkt was ook een camperplaats, en dat leek me de beste plek om een rit te vinden.
Echter ging het nu wat minder gemakkelijk dan vanochtend en reden veel campers door. Net wanneer ik het wilde opgeven en de volgende bus wilde pakken, stopte er een kleine zwarte auto. Het voertuig oogde onverzorgd en iets in mij vertrouwde het niet, dus ik liet mijn hand zakken en keek door het raam.
Daar zag ik twee vrouwen zitten en degene in de passagiersstoel vroeg mij in gebrekkig Engels waar ik heen moest. Zij gingen ook naar Sagres en ik was welkom om mee te rijden. Ik twijfelde, het voelde niet helemaal goed. Maar tegelijkertijd was ik moe en trilde ik van de kou, en won het idee van een warme douche het van een eventuele ontvoering.
Ik stapte achterin en werd begroet door een walm van sigarettenrook. De rammelbak kwam in beweging en we waren onderweg. Tijdens het praatje vertelden de dames dat dit de eerste keer was dat ze een lifter meenamen. Ik grinnikte, het was voor hen waarschijnlijk net zo spannend als voor mij.
Dag 4: Vila do Bispo – Carrapateira (15,5 km)
Na de succeservaringen van de dag ervoor begon het liften steeds leuker te worden. En besloot ik na mijn overnachting in Sagres te liften naar Vila do Bispo om de volgende etappe te wandelen.

Een wat verouderde camper stopte en achter het stuur zat een vrolijke Duitse pensionado. Hij was deze ochtend begonnen met zijn tweeweekse reis terug naar huis en ik mocht 10 kilometer meerijden. Hij zette mij af bij dezelfde supermarkt waar ik gisteren bij de dames instapte, en vanaf daar zocht ik weer naar de vertrouwde blauw-groene streepjes die me naar het volgende dorp zouden brengen.
Volgens de weersvoorspelling was vandaag de enige mooie dag van de week, maar onderweg bleek er toch wat regen doorheen te glippen. Een mooi voordeel aan de grote natheid is dat de kleuren om me heen ontzettend fel waren.
De blaadjes groener dan groenst en veldbloemen in de kleuren roze, geel en blauw. Het was een waar schilderij wat mijn camera maar moeilijk kon vastleggen. Ook de geur van regen op de droge grond was zeer aangenaam.
Avontuurlijke paden
Deze etappe had twee stevige stijgende en dalende stukken en ik hoorde van voorbijgangers dat het door de nattigheid erg glad was. Grappig hoe ik me daardoor kon laten beïnvloeden, want als ik eenmaal de eerste afdaling en klim had gehad dacht ik: ‘Is dit wat ze bedoelen?’ Met andere woorden, ik vond het allemaal wel meevallen.


Sterker nog, dit was voor mij het avontuur! Met volle focus het pad scannen, aandachtig je voet neerzetten en met je handen in de modder. Hier werd het pas echt leuk. Klimmen en klauteren met de zee constant aan mijn zijde. Het geluid van de golven gaf me rust, alsof het zei: ‘Je kan het en het komt sowieso goed’.
Tegen het einde van de etappe ging het pad langs de zijkant van de klif. Hier kwam de zee ineens heel dichtbij. Het pad daalde af en kwam uit op het strand.
Dit was de eerste keer tijdens de trail dat ik een stuk over het strand kon wandelen en ik maakte daar dankbaar gebruik van. Met stokken en schoenen in de hand liet ik mijn blote voeten genieten van het koude zeewater. Het was laagtij en zo’n 30 meter zee inwaarts gingen de golven er met flink geweld op los.

Wat kan de natuur toch krachtig zijn. Ik keek naar de lucht en zag een gekleurd wolkendek. Dit strand bleek een populaire stek te zijn voor paragliders. Op een bankje genoot ik van het vliegerspektakel.
Na een korte pauze vervolgde ik de route naar Carrapateira. In de verte was het dorpje al te zien. De witte huisjes boven op elkaar gestapeld leken wel getekend uit een Disneyboek. Het is niet groot, maar het heeft alles wat een hiker nodig heeft: een hostel, een supermarkt, een pinautomaat en hetgeen waar je na een dag wandelen het meest naar hunkert: een pizzeria met verse pizza’s en koud bier.
In het hostel ontmoette ik twee andere wandelaars en als hongerige wolven stortten we ons op dit feestmaal. Het idee ontstond om nog even naar de zee te wandelen, maar wanneer het eerste biertje zakte kwam de moeheid omhoog. Vanavond lekker vroeg naar bed, wandelen kon morgen weer.
Storm op komst
Tijdens het wandelen vertrouw ik volledig op mijn intuïtie. Maar soms wordt deze op de proef gesteld. Voor de komende dagen waren de weersvoorspellingen erg rommelig, maar er was één ding duidelijk: storm op komst. Intussen was er zelfs een sms vanuit de Portugese overheid verzonden met een weer-alert.
Dan is het wel echt serieus. Ik besloot de volgende dag in het hostel te blijven om de storm uit te zitten, maar zodra ik ’s ochtends wakker werd, zag ik alle medehikers hun spullen pakken en vertrekken. Dat deed me twijfelen. Zou ik ook gaan lopen? Waar deed ik goed aan? Ik was me bewust van het feit dat ik in een land was waarvan ik de taal niet sprak en de route langs plekken ging die met de auto niet te bereiken waren. Eén harde windstoot en je kon zo in zee belanden. Maar dat wisten de andere hikers waarschijnlijk ook en toch gingen ze op pad…
De afgelopen dagen was gebleken dat de ochtenden vaak nog rustig waren en dat het weer rond 13:00 uur omsloeg. Het was nu 8:00 uur ’s ochtends en ik maakte snel een keuze: Met een kleine rugzak zou ik de volgende etappe wandelen en vanuit het volgende dorp een bus of taxi terugnemen naar Carrapateira. Voor mijn eigen gemoedsrust en die van het thuisfront bracht ik mijn broer in Nederland op de hoogte van mijn plan. Toen trok ik mijn natte schoenen aan en ging op pad.
Dag 5: Carrapateira – Arrifana (23 km)
De route van Carrapateira naar Arrifana had twee grote rivieroversteken. De eerste, dicht bij het beginpunt, was bij de uitmonding in zee en door de vele regenval van de afgelopen dagen een stuk dieper dan normaal. Ik besloot deze over te slaan en liep daardoor een aantal kilometer om over de weg. Maar dat maakte me niet uit, veiligheid voor alles. Ik was blij om aan de wandel te zijn, maar vond het ook spannend. Die spanning vormde zich om in adrenaline die ervoor zorgde dat ik met een flinke snelheid liep.
Door de omweg was deze route een groot stuk landinwaarts, wat ik wel jammer vond. Maar ik zat lekker in het ritme en stapte stevig door. Op ongeveer de helft van de route viel mijn blik op iets blauws verderop langs de kant van het pad. Wanneer ik dichterbij kwam, zag ik dat het een kratje was gevuld met een jerrycan water, een thermosfles koffie en koekjes! Daarbij een handgeschreven berichtje met de uitnodiging om er gebruik van te maken. Dankbaar nam ik een pauze en genoot ik van een warme kop koffie. Wat een gastvrije en lieve mensen zijn er toch op de wereld.

De tweede rivieroversteek
De tweede rivieroversteek was zo’n vier kilometer voor het eindpunt in Arrifana. Op de kaart had ik al gezien dat er niet echt een omweg was. Ik had nog niet zo vaak in mijn leven een rivier overgestoken en dacht toen aan wat mijn broer vanochtend naar me schreef: ‘Als het water hoger komt dan kniehoogte, ga er dan niet doorheen!’
Vlak voor mij liepen twee wandelaars en we ontmoetten elkaar bij de rivier. Aarzelend liepen zij heen en weer, zoekend naar een andere plek om over te steken. Wanneer ik hen vertelde dat deze er niet was, keken ze me wat ongemakkelijk aan en vertelden me dat ze niet wisten hier doorheen te moeten. Ik keek naar het water, wat er zeer rustig maar ook troebel uitzag. Mijn wandelstok verdween onder het oppervlak en ik voelde in mijn onderbuik een kriebel van avontuur.

Rustig aan begon ik mijn tas af te doen en zoveel mogelijk kleding uit te trekken in de hoop zo droog mogelijk over te komen. De twee wandelaars keken vertwijfeld toe. Toen ging bij één van de twee de knop om en begon ook zij zichzelf klaar te maken voor de oversteek. Het duurde niet lang of de derde begon ook zijn tas klaar te maken. Twee minuten later stonden we, drie vreemdelingen, naast elkaar in ondergoed en wandelschoenen aan de rand van de rivier. In een treintje stapten we het water in.
Eerst de enkels, maar al gauw werd het dieper en ging het water van de knieën naar de heupen tot de navel en het middenrif. Met de tas boven het hoofd liepen we lachend door de wel 20 meter brede rivier. Het koele water was zeer welkom en eenmaal aan de overkant gaven we elkaar een trotse high five. Ik dacht nog even aan het appje van mijn broer vanochtend… Bijna gelukt.
Impact van toerisme
Eenmaal in Arrifana aangekomen bleken er geen bussen te rijden en nam ik een Uber terug naar Carrapateira. De chauffeur was een gezellige prater en we raakten in gesprek over het feit dat de Algarve zo in trek is bij toeristen. De beste man vertelde dat er veel terrein wordt opgekocht door buitenlanders en zij forse prijzen vragen voor het huren van de grond.
Hierdoor is het voor locals steeds moeilijker om een toekomst op te bouwen in het gebied en wijken zij steeds meer uit naar andere plekken. Het deed me goed te horen wat de keerzijde van de medaille van toerisme is en maakte me ook bewust van de impact die het maakt op de lokale bevolking.
Een oplossing had ik niet, maar dit waren wel de gesprekken die me aan het denken zetten over hoe ik mijn reizen zo kan inrichten dat er zo min mogelijk mensen last van hebben.
Eenmaal terug in Carrapateira was het weer al flink aan het omslaan. De storm was begonnen en ik bleef de volgende dag hier voor een rustdag. Ik had daar zelf ook wel behoefte aan, om alle prikkels en indrukken van de dagen ervoor te verwerken.
Dag 6: rustdag
Wanneer de wandelkoorts zich eenmaal heeft binnengedrongen, is het moeilijk om een dag niet te wandelen. Zo ook op deze rustdag en besloot ik toch even naar de kust te gaan. Daar zag ik de rivieroversteek die ik gisteren had overgeslagen en zag ik hoe sterk de stroming was. Het was het omlopen meer dan waard.
Na de wandeling bekeek ik de komende dagen. Mijn tijd in Portugal zat er alweer bijna op en door de weersomstandigheden moest ik concluderen dat ik niet voldoende tijd had om alle etappes te doen. Van de drie etappes die nog over waren, was er eigenlijk nog maar tijd voor één, en dus moest ik gaan beslissen welke het zou worden.
Ik kon nog één etappe naar het noorden lopen, maar ergens bleef de etappe Salema – Sagres ook nog in mijn achterhoofd hangen. De etappe die mij al twee jaar achtervolgde. De etappe waar ik een soort van bang voor was geworden, gebaseerd op niet meer dan de term ‘Most difficult’.
“Face your fears” en ik besloot ervoor te gaan. De volgende dag zou ik liften naar Sagres en die laatste uitdaging aangaan.
Dag 7: Sagres – Salema (21 km)
Al vroeg liep ik door de straten van het kustplaatsje. In mijn buik een spanning, maar ook met wilskracht. Ik ging deze ‘bad boy’ van een etappe met beide handen aanpakken. De wind waaide stevig, volgens de voorspelling met vlagen van wel 45 kilometer per uur. In de verte liepen andere wandelaars.

Grote kans dat er waarschijnlijk achter mij ook mensen zouden volgen en dat gaf me een gevoel van veiligheid. Op de kaart had ik al gezien dat deze etappe 5 rivieroversteken had. Inmiddels keek ik daar niet meer zo van op, maar ik raakte toch wat licht gefrustreerd als de eerste al na 20 minuten lopen was.
Gelijk mijn schoenen nat. Onderweg zag ik mensen het op blote voeten doen, maar ik vond dat niet verantwoord. Je weet niet wat er onder water allemaal ligt en met een snee of verwonding ben je veel verder van huis dan met natte schoenen. Ik moest dan ook lachen toen ik merkte dat de overige vier crossings me niet zoveel meer deden.
Het pad was erg glad en modderig door de vele regenval. Het was dus goed uitkijken waar je je voeten plaatste, want wegglijden kon gemakkelijk. Hierbij zijn wandelstokken je beste vriend. Ze helpen je om evenwicht te bewaren.

Ik haalde veel mensen in en liep in een lekker tempo door. Ik vond de route voor een groot deel dan ook reuze meevallen. Na een langere stop om te lunchen en de rug wat rust te geven, ging de route landinwaarts.

Vanaf daar werd het eigenlijk pas zwaar. Sowieso was mijn lichaam de lunch aan het verwerken, maar de moeheid zat hem ook in de benen. Daarnaast was er nog een ongelukkige bijeenkomst: ik was zo naïef geweest om mijn waterzak niet bij te vullen vanochtend…
Wandelregel nummer 1: altijd genoeg water mee!
21 kilometer op 1 liter water is veel te weinig en ook niet helemaal verantwoord. Nergens was er een tappunt en dat maakte die laatste kilometers zwaar en vermoeiend. In dit deel zaten ook de grootste hoogtemeters en ik moest me heel erg focussen om niet uit te glijden. Na de laatste klim hield ik even pauze op de klif.
Nog maar twee kilometer te gaan en dan was het wandelavontuur voorbij. Ik nam de tijd om even nostalgisch te zijn, maar de dorst voerde me snel terug naar de realiteit. Op naar Salema, voor water en een colaatje. Eenmaal aangekomen omarmde ik het laatste informatiebord van de trail alsof het een geliefde was en slaakte een kreet van blijdschap.
In 5,5 uur had ik de zwaarste etappe, waar ik al twee jaar tegenop zag, gelopen. Wat een overwinning. Mijn colaatje dronk ik op het strand en wanneer ik richting de bushalte liep, zette ik mijn wandelstokken in de plaatselijke buurtbieb. Deze had ik niet meer nodig en gaf ik graag aan iemand anders.

De bus bracht me naar Lagos en ik vierde daar mijn laatste avond. Ik proostte op dit geweldige avontuur en wanneer ik in bed lag, viel ik in een diepe slaap, dromend over wat het volgende zou zijn.
